Ik ben mezelf verloren,
ergens in het geheel.
Opgesloten in de ivoren toren,
van mijn eigen luchtkasteel.
Ik zag spiegels van een ander
in de ogen van mijn gezicht.
Als ik de keuze nu verander,
verander ik mijn levenslicht.
Ik stond op en ging soms weg,
dagen lang verloren.
Hoor de woorden die ik zeg,
en hoe ze verdwenen in het koren.
Daar ging mijn passie en mijn wil
al voor wie het wil horen of zien.
Houdt het voor ieder ander maar stil,
het breekt ze dan misschien.
Daar op een hoekje van het leven,
zag ik mezelf staan.
Ik twijfelde nog even,
maar ben er aan voorbij gegaan.
Mezelf ben ik verloren,
in alles en in het geheel.
Ik woon nu in de toren,
en in dat groot kasteel.
Ik zie mezelf soms lopen,
ik zie mezelf soms gaan.
En kan dan enkel hopen.
Dat ik zal blijven bestaan.
Ik zal een ander worden, zijn, laten, blijven, willen,
die dan wellicht mijn honger,
naar mijn eigen ik zal stillen.
Ik ben mezelf verloren,
daarbij verloor ik jou.
Dan open ik mijn toren,
en lief... kom je dan gauw.
Kom jij me dan verwarmen,
kom jij me laten zijn.
En sluit me in je armen,
want lief, ik ben zo klein.
Ik ben zo bang en zo alleen.
Ik heb niet eens een ik.
De wereld is me te gemeen.
zodat ik niet beschik.
Ik ben mezelf verloren,
verloren in het geheel.
In het geluid van duizend koren,
in het gekrakeel.
Mezelf, mijn ik, mijn mijn,
weet jij nog wie ik ben?
Of mag ik jou soms zijn?
Jip
Geen opmerkingen:
Een reactie posten