Ze zeggen
Dat ze me wel kennen
Dat ze weten
Wie ik ben
Bij binnenkomst
Gaan ogen dan ook
Onwillekeurig mijn kant op
Ik schuil me
Achter blauwe ogen
En een glimlach
Als ik schuchter de drempel neem
Op hakken waar ik in eenzaamheid
Al uren op gelopen heb
Maar die nu lomp en onhandig aan mijn zolen kleven
Uit angst om te vallen
Grijp ik de hand vast
Die uitnodigend mijn kant op steekt
Een naam,
onthouden,
ik ken jou wel
Onzin
Denk ik
Ik weet zelf niet eens
Wie ik ben
Jip
Geen opmerkingen:
Een reactie posten